Transitieperiode
De transitieperiode bij koeien verwijst naar de periode rond het afkalven, waarin de koeien zich voorbereiden op de productie van melk en hun lichaam zich aanpast aan de veranderingen na het kalveren. Deze periode begint ongeveer drie weken voor het afkalven en duurt tot drie weken na het afkalven.
Veel veranderingen
Tijdens de transitieperiode ondergaan koeien veel verschillende fysiologische en metabolisme veranderingen in een korte tijd. Enkele van de belangrijkste aspecten van de transitieperiode zijn:
Voeropname: Direct voor het afkalven neemt de voeropname van de koe vaak af. Dit kan leiden tot een negatieve energiebalans, waarbij de energiebehoefte van de koe hoger is dan haar voeropname. Dit kan leiden tot gewichtsverlies bij de koe en verhoogt het risico op stofwisselingsproblemen zoals ketose.
Hormonale veranderingen: Tijdens de transitieperiode vinden er belangrijke hormonale veranderingen plaats in het lichaam van de koe, waaronder een toename van het hormoon prolactine, dat verantwoordelijk is voor de melkproductie. Tegelijkertijd worden andere hormonen, zoals insuline en cortisol, beïnvloed.
Immuunsysteem: De transitieperiode kan de immuniteit van de koe verminderen, waardoor ze vatbaarder wordt voor infecties en ziekten.
Calciumhuishouding: Na het afkalven moet een koe in staat zijn om snel calcium aan te maken voor de melkproductie. Als de calciumhuishouding verstoord is, kan dit leiden tot melkziekte of hypocalcemie.
Darmgezondheid: De overgang naar een hogere concentratie van krachtvoer kan de darmgezondheid van de koe beïnvloeden, wat kan leiden tot problemen zoals pensverzuring.
Het beheren van de transitieperiode is essentieel voor de gezondheid en productiviteit van de koe. Dit omvat het aanpassen van het dieet, het monitoren van de gezondheid van de koe en het bieden van geschikte leefomstandigheden. Goed management tijdens de transitieperiode kan helpen om de gezondheid van de koe te behouden, de melkproductie te optimaliseren en het risico op gezondheidsproblemen te verminderen.
Invloed van het kalf
De exponentiële groei van het ongeboren kalf tijdens de laatste weken van de dracht is een cruciale fase in de ontwikkeling van het kalf en heeft aanzienlijke gevolgen voor de voedingsbehoeften van de koe.
Gedurende de laatste weken van de dracht ondergaat het ongeboren kalf een snelle groei, met name in termen van gewichtstoename en ontwikkeling van lichaamsstructuren zoals spieren, botten en organen. Deze groei neemt exponentieel toe naarmate de dracht vordert, wat betekent dat het kalf in de laatste weken van de dracht relatief meer groeit dan in de eerdere stadia van de zwangerschap.
Deze exponentiële groei van het kalf heeft directe gevolgen voor de voedingsbehoeften van de koe, met name op het gebied van energie en calcium.
Energiebehoefte: Naarmate het kalf groeit, neemt de energiebehoefte van de koe toe om aan de vereisten voor de groei van het kalf en de onderhoudsbehoeften van de koe zelf te voldoen. Het groeiende kalf verbruikt een aanzienlijke hoeveelheid energie voor zijn ontwikkeling, wat resulteert in een verhoogde energiebehoefte voor de koe tijdens de laatste weken van de dracht. Dit vereist vaak een aanpassing van het dieet van de koe om te zorgen voor voldoende energie in het rantsoen van de koe.
Calciumbehoefte: Calcium is essentieel voor de ontwikkeling van de botten en het skelet van het kalf, vooral in de laatste weken van de dracht wanneer de botvorming snel verloopt. De koe moet voldoende calcium beschikbaar hebben om aan de behoeften van zowel het kalf als haar eigen lichaam te voldoen. Ook komt daarbij de laatste dagen de melkproductie op gang waar ook weer calcium voor nodig is. De laatste weken/dagen is de calciumbehoefte van de koe dus enorm hoog. Een tekort aan calcium kan leiden tot problemen zoals zwakke botten bij het kalf en melkziekte bij de koe na het afkalven. Daarom is het belangrijk om ervoor te zorgen dat de voeding van de koe voldoende calcium bevat, vooral tijdens de transitieperiode vlak voor het afkalven.
Het beheer van de voeding van hoogdrachtige koeien, met name tijdens de laatste weken van de dracht, is essentieel om te zorgen voor een gezonde groei en ontwikkeling van het kalf, evenals voor de gezondheid en productiviteit van de koe na het afkalven. Dit omvat het aanpassen van het dieet van de koe om te voorzien in de verhoogde energie- en calciumbehoeften, evenals het monitoren van de gezondheid van de koe om eventuele tekorten of problemen tijdig aan te pakken.
Bó Start
De gevolgen van een sub-optimale transitieperiode liggen dus in het begin van de lactatie van de koeien. Om de koeien toch goed te laten beginnen aan de nieuwe lactatie hebben ze een boost nodig.
Met de Bó-start opstartbolus krijgen koeien de behoeften die ze nodig hebben voor een goede start van de nieuwe melkproductie. Bó Start bevat vele effectieve ingrediënten:
- 60 gram (!) Calcium
- 6 gram Magnesium
- 4 gram Fosfor
- 000 IE Vit. D3
- E + Selenium
De Bó Start bolus is dé bolus met bewezen wetenschappelijke resultaten met betrekking tot vruchtbaarheid, productie, bloedcalcium gehalte en energiestatus.